Vier jaar geleden ontmantelde Noelle Hancock haar leven in New York en vertrok naar een plek waar niemand haar kende. Dit is haar verhaal.

Er is een kip in mijn douche. Het is half negen 's ochtends en ik ben net op de wc gaan zitten om te plassen. Ik kijk wat om me heen en daar is-ie, residu water van mijn douchevloer drinkend. Dit is niet het eerste wezen dat zijn opwachting in mijn badkamer maakt. Sinds ik naar de Cariben ben verhuisd had ik interessante ontmoetingen met tarantula's, schorpioenen en hagedissen. Maar de kip zette me aan het denken.

'Hoe ben je hier gekomen?,' vraag ik de vogel. Ze staart me hulpeloos aan. Misschien is het beter me af te vragen hoe ìk hier terecht ben gekomen. Hoe ben ik op een klein, rustiek eilandje met 4.100 inwoners komen te wonen waar ik mijn badkamer deel met pluimvee?

Het begon allemaal vier jaar geleden. Ik woonde toen in Manhattan, als 31-jarige journalist verdiende ik een kleine €85.000 per jaar. Ik woonde in een geweldig appartement (vrij van wilde dieren) in East Village, een bruisende wijk waar elk mogelijk gemak en heel veel vermaak voor handen zijn. Maar New York is een competitieve stad. Je moet het leeuwendeel van je tijd werken om er een huis te kunnen betalen.

Een minpunt van het leven tussen zo veel ambitieuze mensen is dat ze vaak overvolle agenda's hebben. Soms zag ik mijn beste vrienden maanden achter elkaar niet. Het is ironisch om je alleen te voelen op een eiland met vier miljoen mensen, maar het leek alsof ik mijn leven voor schermen doorbracht: laptops, mobieltjes, iPads. Zelfs de taxi's en liften hadden verdikkeme schermpjes. Ik voelde me gestrest, ongeïnspireerd en disconnected.

Als je telkens denkt dat je een vakantie nodigt, heb je in werkelijkheid misschien een nieuw leven nodig. 'Ik heb vakantie nodig.' Dit was het constante refrein in mijn hoofd. Ik leefde niet in het moment, ik leefde voor een onbepaald moment in de toekomst wanneer ik genoeg geld en vakantiedagen zou hebben gespaard om ergens heen te kunnen gaan. Maar ik was voldaan. Mijn leven was misschien niet bevredigend, maar comfortabel was het wel.

Op een dag zat ik op mijn laptop te werken aan een versie van een boek dat ik net had geschreven. Ik dwaalde af en dacht aan wat ik zou doen als het manuscript af was. Hoewel ik verschillende aanbiedingen voor banen had, werd ik nergens écht enthousiast van. Ik liet mijn handen te lang rusten en een screensaver – een stockfoto van een tropisch tafereel – popte op. Daar was iets om enthousiast van te worden. Wat ik wilde, iets waar ik al jaren over fantaseerde, was om niet langer vóór dat scherm maar ín dat scherm te leven, in die foto op mijn computer.

En waarom zou dat niet kunnen? Ik had geen zakelijke verplichtingen of vriend, ik was voor het eerst in mijn leven volledig ongebonden.

Ik zette een bericht op Facebook waarin ik zei dat ik naar de Cariben wilde verhuizen en vroeg waar ik dan heen moest.

De zus van een vriend raadde St. John aan, het kleinste eilandje van de Amerikaanse Virgin Islands. Met de bijnaam 'Love City' vanwege haar vriendelijke locals, en thuisbasis van een paar van de mooiste stranden van de wereld. Ik keek uit het raam waar de sneeuw in alarmerend tempo neerviel. Op de stoep botsten ongeduldige en afwezige New Yorkers tegen elkaar op zonder zich te verontschuldigen. Ik ging meteen op zoek naar mijn paspoort.

Het was griezelig makkelijk om mijn leven – dat me een decennium had gekost om op te bouwen – te ontmantelen. Ik zei mijn huur op, verkocht mijn bezittingen en kocht een enkeltje. Het moeilijkste was mezelf ervan overtuigen dat het oké was om het verhaal van mijn leven te veranderen.

'Je kunt niet zomaar verhuizen naar een plaats waar je nog nooit geweest bent!' protesteerde mijn moeder. 'Soms moet je gewoon springen en dan verschijnt het vangnet vanzelf,' zei ik met meer zelfvertrouwen dan ik voelde.

Zes weken later stapte ik van de pont op St. John. Ik had geen plan, geen vrienden en geen idee hoe belachelijk ik eruit zag, feestelijk gekleed in een jurk met palmboom en bootschoentjes. Toch had ik het vreemde gevoel dat alles zich zou ontvouwen zoals het moest.

Mijn ouders deelden dit standpunt niet. Ik kom uit een conservatief Zuidelijk gezin met een gezond respect voor de American Dream: je deed goed je best op school en koos een goed betaalde upper-middle-class baan. Ze schrokken ervan dat ik eenmaal op St. John een baantje nam in het lokale ijspaleis.

'Maar, maar… je hebt aan Yale gestudeerd!' sputterden ze tegen. 'Je bent 31 jaar oud!'

Misschien was er iets decadents en Peter Pan-ish aan deze nieuwe levensstijl. Maar de werkelijkheid is, dat ik gelukkiger was terwijl ik voor een tientje per uur bolletjes chocolade-pepermunt ijs schepte, dan dat ik was toen ik veel meer verdiende bij mijn vorige baan. Werken met mijn handen gaf me rust. Ik ontmoette telkens nieuwe mensen, praatte direct met mensen in plaats van via mail en whatsapp. Wanneer ik de winkel aan het einde van de dag afsloot, was mijn werk gedaan en was mijn tijd, míjn tijd. Daarnaast bleek niet iedereen het met mijn ouders eens.

'Toen ik hier 25 jaar geleden heen verhuisde was mijn vader er zeker van dat ik mijn leven aan het vergooien was,' vertelde een van de vaste klanten toen we op een dag aan de praat raakten over onze levens. 'Laatst kwam hij bij me op bezoek en zei: "Je had gelijk, ik ben aan het einde van mijn leven en zoek een plek als dit om met pensioen te gaan, maar nu ben ik te oud om ervan te genieten.'"

Cruz Bay, het hoofdstadje van het eiland, bestaat uit een paar kleine straatjes en een handjevol restaurantjes en cafés in de buitenlucht. Er zijn geen stoplichten (hoewel we vaak moeten stoppen voor wilde ezels, leguanen en kippen die over de straten dwalen). Er zijn geen winkelketens. WiFi is beperkt. Schoenen zijn optioneel. We rijden in ouwe Jeeps omdat het niemand interesseert in welke auto je rijdt.

Voor degenen zonder auto is liften heel gewoon; we kennen tenslotte zo'n beetje iedereen die hier woont. We douchen met gefilterd regenwater dat we in stortbakken aan onze huizen verzamelen. Er zijn geen adressen. (De aanwijzingen naar iemands huis klinken meestal iets als: 'Ga linksaf bij de vuilnisbak, ik woon in het witte huis aan het einde van de straat met het kapotte bootje in de tuin.') Mensen verzamelen zich op het strand om samen naar de zonsondergang te kijken. Ik zie mijn vrienden elke dag. Op onze vrije dagen gaan we wandelen, duiken of bootje varen naar de nabijgelegen British Virgin Islands.

Tegenwoordig werk ik als barvrouw, een baan die ik nam omdat ik het altijd al eens wilde proberen. Soms denk ik terug aan een vraag die me weleens in sollicitatiegesprekken werd gevraagd: 'Waar zie je jezelf over vijf jaar?' Dat vond ik altijd een depressief iets: dat je nu al zou weten wat je over vijf jaar doet. Hier is het niet ongebruikelijk om te werken op St. John, daarna zes maanden naar Thailand te gaan om als duikinstructeur aan de slag te gaan, om vervolgens in Alaska op een vissersboot te werken. Wonen in het buitenland heeft me in contact gebracht met een andere manier om het leven te benaderen. Eentje waarbij er niet van je verwacht wordt om je ergens te settelen, en één soort baan te hebben. Misschien is het voor sommigen van ons beter om elke paar jaar ergens anders te wonen, van baan te wisselen en verschillende micro-levens te leven.

Dat wil niet zeggen dat ik niet soms twijfel. Als ik oude collega's en kennissen succesvolle carrières zie opbouwen bijvoorbeeld, trek ik mijn beslissing soms ineens in twijfel. Een van mijn vrienden waar ik mee gestudeerd heb begon een klein websiteje genaamd Pinterest. Een andere won een Emmy voor een hit televisieserie die ze had gecreëerd.

Maar ik heb een eiland. Ik leef in een charmant bouwvallig eenkamerappartement op een heuvel met uitzicht op de zee.

Wat me terugbrengt bij de kip onder mijn douche. Hoe komt die daar? Ik gok dat ze door de bossen aan het wandelen was en per ongeluk mijn balkonnetje op de tweede verdieping op is gevlogen en mijn appartementje is binnengewandeld door de glazen deur, die ik vaak open laat staan om van het briesje te genieten.

Lachend verjaag ik de verdwaalde vogel. Daarna pauzeer ik een moment en kijk naar het uitzicht door het open raam. Het zonlicht schittert op het water. Zeilbootjes varen gemoedelijk voorbij in de verte. Het lijkt verbazingwekkend veel op de stockfoto die vier jaar geleden mijn screensaver was. Hoe anders was mijn leven toen!

Er is een citaat van schrijver J.R.R Tolkien die op veel T-Shirts en bumperstickers staat: 'Not all those who wander are lost.'

De laatste tijd denk ik eraan om ergens totaal anders heen te verhuizen. Europa misschien? Er zijn zoveel plekken om heen te gaan! Dat vult me met een soort wild geluk. Wie weet waar ik terecht zal komen? Dat niet weten, dat is juist zo geweldig.