Ik ben een stadsmeisje. Altijd al geweest. Op mijn 17e wist ik niet hoe snel het 3000 koppen tellende geboortegehucht uit te komen, om in de grote stad te gaan wonen. 't Is dat ik nog geen rijbewijs had, want anders was ik met giérende banden de straat uit gereden.

Weg uit dat dorp, waar iedereen elkaar kende. Waar de gordijnen in de straat schichtig opzij werden geschoven als je later thuiskwam dan gebruikelijk (kun je voorstellen wat er gebeurde die keer dat er een politieauto de straat in kwam rijden en voor de deur stopte. Bijkans liep de hele straat uit, om vervolgens teleurgesteld af te druipen, aangezien de agent in zijn vrije tijd voetbaltrainer was en wegens tijdgebrek broerlief even met de dienstauto op kwam halen).

Waar eigenlijk iedereen alles over je wist tot in details, maar waar maar zelden iets van waar was.

Waar 'het dorp' eerder wist wat je onder de leden had (doorgaans iets terminaals, zo gonsde het dan) dan jijzelf. Waar er twee keer werd gekeken als je in iets anders dan het dorpsuniform (spijkerbroek, trui of doe eens gek: geruiten blouse) hulde. Waar eigenlijk iedereen alles over je wist tot in details, maar waar maar zelden iets van waar was. Vrij naar Herman Finkers: het stoplicht springt op rood, het stoplicht springt op groen...maar er was werkelijk niéts te doen. Sterker nog: mijn geboorteplaats hád niet eens een stoplicht.

Daar lonkt de goot

Nou goed, dat dorp dus. Mocht je het nog niet door hebben: ik had het er niet bepaald naar mijn zin. Op naar Het Grote Avontuur dus. Op kamers, op mijn 17e. Iets dat mijn ouders met vertrouwen tegemoet zagen; ik kon inmiddels aardig voor mezelf zorgen.

Van een dorp met de dichtsbijzijnde stad op 7 kilometer fietsen, kwam ik op een kamer op een steenworp afstand van het centrum terecht. Kruipend kon (en ging) ik na een nacht doorhalen naar huis: een studentenhuis met 21 (!) vrouwen, verdeeld over drie verdiepingen. Oh ja, en één jongen, die ons voor de onverlaten die de naastgelegen coffeeshop moest behoeden. Met de populairste club van Brabant aan het einde van de straat. Alle ingrediënten om keihard in de goot te belanden waren aanwezig, en toch doorliep ik mijn studie zonder achterstand. En genoot ik van het leven in de Grote Stad. De mogelijkheden. Kroegen die tot 4 uur (doordeweeks!) open waren. Meer dan één supermarkt. Een heuse McDonalds! Er ging écht een wereld voor me open.

020

Vier jaar woonde ik er, alvorens te verhuizen naar een middelgrote stad, om daar samen te wonen. Ondertussen al werkend in Amsterdam, heb ik dat forenzen een aantal jaar volgehouden, tot ik voor de zoveelste keer briesend en met een halve hernia na weer 21 kilometer file besloot: genoeg! En dus werd er verhuisd naar de grootste stad die je kon bedenken: Amsterdam. Of 020, zoals ze het in mijn kring - fervente Rotterdammers - met lichte afkeuring noemden. Nu heb ik die afkeer voor 010 of 020 nooit begrepen, dus het kon me bijzonder weinig boeien: de grote stad lonkte weer.

Middenin de nacht na een borrel lallend over straat? Minimaal 10 man lalden mee.

Op de kop af 10 jaar stond er Amsterdam in mijn adres. 10 prima jaren. Jaren waarin de stad zich op haar mooist liet zien. Zin in een burger? Op naar een restaurant met de beste burgers van Nederland. Toch meer trek in een hotdog? Zie daar: een restaurant met alleen maar hotdogs. Dichtgeslibt en behoefte aan alleen maar sla? Hup, naar de slabar. Moeilijk ingrediënt voor een even zo moeilijk recept nodig? Gewoon om de hoek, bij de toko. Middenin de nacht na een borrel lallend over straat? Minimaal 10 man lalden mee, om vervolgens in slaap te sukkelen in de kansloze nachtbus.

Struinen langs de grachten, borrelen in de nieuwste kroegen, heupwiegen in de hipste kroegen: het was er, het kon, ik deed het. Genieten kon ik van de rinkelende trams, de fietsers die met hun hele hebben en houwen door de stad crosten, het geroezemoes van de vele bezoekers. Kortom: van de geluiden van De Grote Stad.

Gemütlich

Na 10 jaar begon daar ineens iets te knagen. Voortgebracht door liefde, dat vooropgesteld. Dichter bij familie willen wonen, dat soort dingen. Maar nu, ruim een jaar weer terug in de middelgrote stad weet ik ineens: het hoéft niet meer zo nodig, dat leven in de grote stad (God, oma spreekt). De natuur in m'n achtertuin. Het gemütliche van de omgeving. De stilte. De buuf die me vriendelijk groet, evenals ál die anderen die ik tegenkom op straat. De hondenuitlaters die ie-de-re dag op exact dezelfde tijd voorbij komen en altijd over het weer beginnen tegen elkaar. Ineens heeft het zo haar charme.

Die fietsers beginnen al hysterisch te fietsbellen voordat ik überhaupt over wil steken.

Natuurlijk mis ik dat hotdogrestaurant als ik trek heb in een hotdog. Sta ik vloekend met m'n boodschappentassen op zondag voor een gesloten supermarktdeur. En vraag ik me regelmatig af hoe (sterker nog: of) ik in Hemelsnaam thuis kom, na een borrel in Amsterdam, waar ik nog steeds werk.

Maar ik zie ook de ongemakken van die grote stad. Die rinkelende trams rinkelen me inmiddels te vaak. Die fietsers beginnen al hysterisch te fietsbellen voordat ik überhaupt over wil steken. Over de hoofden lopen in de Kalverstraat of op de Bloemenmarkt.

Ik merk dat de mensen in de grote stad een stuk onaardiger zijn. Minder relaxed, ook. Ze zijn gehaast, gefrustreerd, gestresst, gefocust op zichzelf (goed, nee, niet iederéén, natuurlijk). En waaróm moet ik een half uur wachten voor ik een tafeltje heb bij dat ene restaurant?

Civilisatie

Ik ben, zo merk ik, niet de enige. Vrienden worden de stad uit gedreven. Door de drukte en ook de kosten. Het is niet meer te betalen, en inmiddels allemaal de 60 vierkante meter ontgroeid (want kinderen) lonken de om de grote stad gelegen middelgrote plaatsen steeds harder. Weg uit de stress, de gejaagdheid. Ruimte, willen ze. En die vind je niet in De Grote Stad. Of je moet naar een buitenwijk verhuizen. Die over een paar jaar als upcoming wordt bestempeld, en zodoende ook weer druk en duur wordt.

Goed, de stad zal altijd blijven lonken. Maar ik ga erheen zodra ik hem mis, zodra ik wil. Eenmaal weer mijn dosis civilisatie binnen, trek ik me weer terug in de natuur. En andersom wordt dat toch net wat lastiger.

The best of both worlds, noem ik het. En met mij inmiddels vele anderen.