'Loop drie keer een steeg uit en een hoek om, en je bent alleen. Vergeet even dat je nu volkomen verdwaald bent. Zoek een pleintje, en ga lezen – over Venetië, de oude dame die al tot haar middel in de zee staat.'

Het Venetië van Cécile Narinx.

De eerste keer dat ik Venetië bezocht, zo'n vijftien jaar geleden, las ik op voorhand zo veel mogelijk boeken over de stad. Ik begon met een boekje gewijd aan alle huizen en palazzi aan het Canal Grande. In een andere reisgids bestudeerde ik nauwgezet de stadsplattegrond. Een wonderlijke vorm heeft de stad, het lijkt wel een vis. Of beter: twee gulzige vissen die elkaar bijten, aan elkaar gehouden door drie haakjes: de bruggen over het Canal Grande. Ik leerde de namen van de zes sestiere uit mijn hoofd: Canareggio, Castello, San Marco, San Polo, Santa Croce en Dorsoduro. Daaronder ligt, als een schotel onder de vis, het eiland Giudecca.

Betoverend

Ik ging naar Venetië, en ik verheugde me enorm. Even voor de landing zag ik uit het vliegtuigraam dat het allemaal klopt, van die vissen. En dat het water echt die fletse azuurkleur van de foto's heeft. Dat het San Marcoplein vierkant is. Het was alsof ik een Madurodamversie van Venetië zag, met mieren op bootjes en bruggen. Eenmaal aan land vormden de mieren een mierenhoop. Ze krioelden door de stegen met petjes en antennes met vlaggetjes eraan: toeristen met bermuda's en camera's. Het enige wat niet leuk is aan Venetië. Want verder bleek alles zo betoverend als gehoopt. Ik hoopte dat een beetje tegen beter weten in.

Schoonheid

De stad zinkt en rot, wist ik, de ultieme vergane glorie. Joseph Brodsky noemde de atmosfeer 'part damp oxygen, part coffee and prayers'. Death in Venice van Thomas Mann had ik niet gelezen maar gezien, in de verfilming van Visconti, en gehoord hoe Mahlers vijfde naadloos aansloot bij de droeve grandeur van de oude dame. Ik had Daphne du Mauriers Don't Look Now ook verfilmd gezien, en vermoedde in elke gondel een doodskist. Ook in Patricia Highsmiths The Talented Mr. Ripley had ik het naderende onheil geroken. Maar bovenal had ik de schoonheid van de stad vermoed. De jarenvijftigglamour van de Ripley-hoofdrolspelers sloot perfect aan bij de oude vakantiekiekjes van mijn moeder. Van die kleine zwartwitfotootjes met witte kartelrandjes. Zij, jong en beeldschoon in een wijde katoenen rok en een kraakhelder bloesje, lachend met haar zussen tussen de duiven op het San Marcoplein. De eerste keer in Venetië liep ik vooral. Weg van San Marco's duiven.

In volstrekte stilte en rust is de stad op haar mooist.

Ik beeldde me na het bestuderen van wijken en straten in de stad op mijn duimpje te kennen en probeerde te lopen zonder te verdwalen. Dat lukt niet, dat lukt niemand die er niet al jaren woont. Wat wél lukt is de toeristen af te schudden. Die zwermen vooral rondom het San Marcoplein en de Rialtobrug, dus wie drie keer een steeg uitloopt en een hoek omslaat, is alleen. En dan, in volstrekte stilte en rust, is de stad op haar mooist. Zoek en pleintje, een traptree of een barretje, en ga lezen – of mijmeren over alle boeken die je al gelezen hebt. Of nog gaat lezen over Venetië.