Zoals vicomtesse Jacqueline de Ribes (86) worden ze niet meer gebouwd. Kijk alleen al eens naar die neus. Toen Richard Avedon haar in 1955 en profile fotografeerde, een dag nadat Diana Vreeland haar had gespot in een restaurant in New York en getroffen was door haar unieke schoonheid, merkte hij op dat hij medelijden had met vrouwen met een kleinere neus.

En dan die hals. Een ware zwanenhals, die Truman Capote eind jaren vijftig inspireerde een stuk te schrijven over de 'zwanen' van de society, zoals naast Jacqueline ook Maria Agnelli en Gloria Vanderbilt. Een vergelijking die De Ribes overigens nooit echt beviel: 'De zwanen uit de tijd van Truman Capote deden niets. Ze werkten niet, ze hadden niets om voor te vechten, ze waren alleen maar mooi, en mooi gekleed,' vertelde ze vorig jaar aan de Amerikaanse Bazaar.

Maar met haar stamboom, garderobe en met dat profiel was ze wel bij uitstek geknipt voor het non-stop bijwonen van de cocktail party's en bals masqués die in de jaren vijftig en zestig schering en inslag waren. Ze was er ook ontzettend goed in. In de tijd voordat mobiele telefoons elk feest deden doodslaan in urenlange fotosessies, kleedde je je voor het moment, kwam je overdreven fashionably late voor het moment – en met een beetje geluk leefde zo'n moment dan voort in de geschiedenis.

In de tijd voordat mobiele telefoons elk feest deden doodslaan in urenlange fotosessies, kleedde je je voor het moment, kwam je overdreven fashionably late voor het moment.

Op het legendarische Bal Oriental van baron Alexis de Rede in 1969 bijvoorbeeld, kwam Jacqueline uren te laat opdagen toen een woedende baron het dessert al had laten uitserveren. Maar volgens Oscar de la Renta maakte haar entree – in een spectaculair Ottomaans kostuum gemaakt van haar eigen verknipte couturejurken en een cape van sabelbont 'gekocht van een verarmde ballerina' – alles goed. Ze is waarschijnlijk ook een van de weinigen die zichzelf tegenkwam op een gemaskerd bal waar je je moest verkleden als iemand die je stiekem wilde zijn.

Maar ondanks dat het in het aristocratische Parijse milieu waaruit zij kwam beslist niet comme il faut was voor een vrouw om zoiets idioots te doen als werk, heeft zij nooit alleen maar haar tijd verdaan aan feesten en partijen. Zo had ze, anoniem, een column in tijdschrift Marie-Claire waarin ze modeadviezen gaf, assisteerde ze een periode ontwerpers Oleg Cassini en Emilio Pucci, fungeerde (tot grote woede van haar echtgenoot die dat vulgair vond) als manager van een balletgezelschap en produceerde programma's voor de Franse televisie.

Maar dat waren altijd tijdelijke baantjes geweest. De grote ommekeer kwam toen ze in 1982 op haar 53e verjaardag haar familie bijeen riep om aan te kondigen dat ze modeontwerpster ging worden en dat niemand haar daarvan kon weerhouden. Niet alleen haar familie had twijfels, ook haar vriend Yves Saint Laurent raadde het haar af omdat hij bang was dat ze er 'kapot' aan zou gaan.

Het werd echter een commercieel succes, en vooral in Amerika, waar de jaren tachtig net op hun jaren tachtigst waren, waren haar klassieke mantelpakken en avondjurken razend populair. Nancy Reagan was een groot fan, de stijl van Alexis Colby in Dynasty was geïnspireerd door de ontwerpen van De Ribes en Joan Collins trouwde in 1985 zelfs in een van haar creaties. Heel lang heeft de couturelijn niet bestaan; halverwege de jaren negentig was De Ribes genoodzaakt te stoppen met werken vanwege haar gezondheid.

De stijl van Alexis Colby in Dynasty was geïnspireerd door de ontwerpen van De Ribes en Joan Collins trouwde in 1985 zelfs in een van haar creaties.

Toen Jacqueline drie jaar na de Tweede Wereldoorlog trouwde met de vicomte Édouard de Ribes, bestond haar garderobe uit twee jurken. In de bijna zeventig jaar die daarop volgden heeft ze dat schamele bezit behoorlijk uitgebouwd. Vorig jaar nog was een deel van die blinkende garderobe te zien in het Metropolitan Museum of Art in New York tijdens tentoonstelling Jacqueline de Ribes, The Art of Style. Zestig creaties uit de persoonlijke collectie couture en prêt-à-porter van van Jacqueline werden tentoongesteld (zowel eigen ontwerpen als stukken van couturiers zoals Saint Laurent en Valentino).

Die collectie had nog veel groter kunnen zijn als ze in de jaren zestig niet bijna al haar Diors en Balenciaga's had gedoneerd aan de verarmde Franse noblesse (een groep behoeftigen die vaak over het hoofd gezien wordt). Pas in de jaren zeventig is De Ribes systematisch haar kleding gaan archiveren, en dat leverde nog steeds een enorme verzameling op. Met mode of trends heeft de collectie van Jacqueline de Ribes misschien niet zo veel van doen, wel vormen haar kledingstukken, bijna allemaal avondtoiletten, een perfecte illustratie van een tijdperk dat niet meer bestaat. Ze staan symbool voor een generatie vrouwen voor wie couture nog een vanzelfsprekende uitgave was, vrouwen die zelfs niet aarzelden om kostbare stukken te verknippen tot verkleedkleren voor een gemaskerd bal.