O, wat vond ik het een onzin: mensen die jaar in, jaar uit naar hetzelfde land, dezelfde stad afreizen. Om daar dezelfde dingen te zien die ze er afgelopen jaren ook al hadden gezien. Burgerlijkheid ten top, en dus zette ik me daar hevig tegen af. De wereld is zo groot, je wilt toch liefst álles, of in ieder geval zoveel mogelijk, zien? En dat red je niet, als je jaarlijks richting dezelfde locatie koerst.

Maar goed, toen was ik nog nooit in New York geweest. Ik kende de lofzang van Frank Sinatra (Alicia Keys kwam later pas), ik kende de bekende brandtrappen uit Friends, maar was nog niet gegrepen door het Grote Appelvirus. De eerste keer dat ik de stad bezocht, in 2003, gebeurde dat ook niet. Ik deed wat alle toeristen daar deden. Natuurlijk, ik was onder de indruk van het grote gapende gat dat 9/11 had achter gelaten, je moet wel een enorme bruut zijn als je dat niet bent, al vond ik de peaceteken-makende toeristen een beetje overdone. En ja, ook vanaf een bootje op de Hudson zag het Vrijheidsbeeld er groot uit. Maar, confession, direct in mijn hart had ik New York nog niet gesloten. Misschien kwam dat omdat ik daarna via Las Vegas doorvloog naar Hawaii (pardon de namedropping), en er zodoende nog een lading andere herinneringen overheen kwam.

Jaren later ging ik weer. Mócht ik weer, voor mijn eerste fashionweek. Ik zat per ongeluk frontrow bij de show van G-Star, tegenover Lindsay Lohan, die ik niet herkende. En ineens trof het me: ik, het boerenmeisje, zit gewoon in f*cking (sorry, die moest even) New York. Tussen de celebs (die ik dus niet herkende). In New Yórk! Het was het begin van een jaarlijkse, soms halfjaarlijkse, soms zelfs maandelijkse traditie, met dank aan mijn baan als modejournalist. En het was het begin van een liefde voor de stad die zo diep zit, dat ik de stad oprecht kan missen. 

Want dat kan kennelijk, een stad missen. Wist ik veel. Maar als ik er een paar maanden niet ben geweest, voel ik een gemis dat zich niet gemakkelijk laat omschrijven. En er zijn harde bewijzen dat New York en ik bij elkaar horen. Als Ferrero en Rocher, als Bert en Ernie, als Viktor en Rolf, als... nou ja, dat. Ik sta niet vaak en graag op foto's, en vind er zelden eentje geslaagd, maar zo'n beetje alle foto's van mij in New York worden goedgekeurd. Om vriendin S. te citeren: 'New York looks good on you.' En zo is het.

'Waarom dan?', vragen de mensen me vaak. 'Wat doet die stad met je?' 

Goeie. Neem de gebouwen. Waar de één geïntimideerd raakt door de hoge gebouwen, raak ik juist geïntrigeerd. En dus loop ik als een Sammy (hoog Sammy, kijk omhoog Sammy) door de straten en fotografeer en bestudeer ik iedere verdieping, ieder dak, ieder raam. Ondertussen bedenkend hoe goed ik daar zou kunnen wonen.

Neem vervolgens de mensen. Als je simpel hallo hebt gezegd, weet je een half uur later hun hele levensverhaal, zonder dat ze ook maar een beetje moeite hebben gedaan om dat van jou te horen te krijgen (ze vragen wel how you are, maar willen weten hoeven ze het niet). En dus kun je heerlijk anoniem zijn, zonder autistisch te worden. Binnen no time heb je vrienden voor het leven, althans, totdat je weer bye zegt, want daarna is het over en uit. 

Neem de geluiden. Waar ik doorgaans nauwelijks omgevingsgeluiden kan hebben (met kauwgom klappende mensen zouden verboden moeten worden), krijg ik nu energie van het getoeter van de auto's (wat eigenlijk  verboden is), het gevloek en getier van de hun levens wagende fietsers, afgaande winkelalarmen, schreeuwende Empire Statebuilding entreekaartjesverkopers, bellende passanten en klikkende stoplichten. En daar tussen dan ik, als Carrie in haar tulen rokje in de intro van Sex and the City, maar dan zonder tulen rokje. Noise is always loud, there are sirenes all around, and the streets are mean.

Neem vooral de mogelijkheden. Van in plastic bakje verpakt gepeld gekookt ei (I kid you not) in Wallgreens tot een salad bar in werkelijk iedere supermarkt, hoe klein ook. Van sushi in zo'n zelfde supermarkt die beter is dan sushi in het gesepcialiseerde sushirestaurant op de hoek, compleet met bruine rijst, tot sinaasappels die met militaire precisie opgestapeld liggen in de WholeFoods (en $1 per stuk kosten, maar dat terzijde). Van zingende mensen in de metro die nog beter zijn dan menig The Voice-kandidaat tot winkels volgepakt met kerstspullen (aldaar gespot: een bal met een militair, hm) of vouwpapiertjes: al het onnodige spul heeft in New York zijn eigen winkel. There's nothin' you can't do.

Even heel melodramatisch gezegd: in New York kan ik zijn wie ik wil zijn (zie, ik pas zó ontzettend tussen die hysterische Amerikanen). Een mysterieuze vrouw, doelbewust op weg naar niets of niemand, genietend van de warmte van de straten, vermengd met de koelkasttemperaturen van airco, heel YOLO (mag dit nog?) door rood licht lopend. 't Is dat ik geen koffie lust, want iets dergelijks moet natuurlijk eigenlijk met een verantwoorde en enorm overprized koffie in de hand. 

Ik ben Carrie, Cynthia en Charlotte in één (met ergens in de verte misschien een vleugje Samantha, al is dat wellicht meer wishful thinking). Ik hóór in New York. 

Volgende maand ga ik weer. Voor de 21ste keer. I want to be a part of it. Again.