Het is een paar uur voordat Flessenpost - een verzameling van de columns die ze sinds haar emigratie naar de Verenigde Staten voor NRC-Handelsblad schreef (iedere dinsdag in de krant, warm aanbevolen) feestelijk gepresenteerd zal worden. Schrijfster Pia de Jong zit ontspannen in het Amsterdamse grachtenhuis van een vriendin op de bank voor het raam, haar benen opgetrokken, een opschrijfboekje naast zich. Haar Amerikaanse gezinsleven is voor een paar weken terug naar Nederland verplaatst. Echtgenoot Robbert Dijkgraaf komt binnen met de boodschappen, zoon Matthijs (15) belt vanuit Roermond, waar hij bij oma logeert, dochter Charlotte (13) meldt zich met een vriendinnetje. Alleen van Jurriaan (17) wordt voor zover ik weet niks vernomen. Intussen wordt buiten door een hijskraan met veel lawaai een grote boom uit de grond getrokken. Op een gegeven moment hangt hij hoog in de lucht. Ontworteld, net zoals Pia de Jong dat was toen ze twee jaar geleden met haar gezin vanuit hartje Amsterdam naar Princeton verhuisde, omdat haar man daar een nieuwe baan had gekregen.

Heb je al nieuwe wortels ontwikkeld?

'Het begint te komen. Amerika bevalt ons heel goed. Ik ben blij dat ik twee werelden heb. Het nieuwe van Amerika, het vertrouwde van hier.'

Wat is het nieuwe van Amerika?

'Dat het zo anders is. De interessante, gekke mensen die ik daar tref. Iedereen wil wel in Princeton langskomen, dus ik ontmoet veel mensen: van Bill Gates tot de voorzitter van de Europese Centrale Bank en de burgemeester van New York. Zonder Robbert zou ik dit waarschijnlijk niet meemaken, dat weet ik best. Maar ik zeg niet nee en geniet ervan. En daarnaast heb ik ook nog mijn vertrouwde Amsterdamse leventje, zij het wat meer op afstand. Onze emigratie is een verrijking gebleken. Het leven is toch ook ontdekken wie je bent en als je jezelf in verschillende conteksten zet, leer je meer.'

Mis je je taal niet?

'Dat is wel iets… Ik heb altijd gedacht dat ik een portable career had. Schrijven kun je toch overal? Ik had er geen rekening mee gehouden dat het Nederlands zo zou missen. De eerste tijd in Princeton was ik een beetje mijn identiteit kwijt. Niet helemaal natuurlijk, ik ben ook moeder en allerlei andere dingen, maar toch. In Amerika had niemand mijn boeken gelezen, wist niemand dat ik schrijver ben. Mijn identiteit stond in een boekenkastje in Nederland. Het was heel gek. Ik miste de taal, de interactie met lezers. De Fransen hebben er een mooi woord voor: dépaysement. Ik was ontland.'

Niet zozeer Nederland, als wel Nederlands bleek jouw land te zijn. Hoe ben je schrijfster geworden?

'Ik schreef altijd al, maar pas na de ziekte van mijn dochter werd het serieus. Toen ontdekte ik de taal.'

Hoe zit dat?

'Charlotte bleek bij haar geboorte een agressieve vorm van leukemie te hebben. Het was zo erg dat de artsen zeiden dat ze dood zou gaan. Ze kon nog wel behandeld worden, maar ons werd verteld dat chemo heel heftig is voor zo'n baby'tje. Je wordt er sowieso ziek van, maar bij zo'n klein kindje maakt het ook nog van alles stuk. Als ze toch doodgaat, dacht ik, laten we haar dan niet belasten met allerlei akelige behandelingen. Dat was uitzonderlijk, want iedereen wil altijd alles proberen om zijn kind in leven te houden. Wij besloten om helemaal niks te proberen.

Het initiatief daartoe ging van mij uit, maar het mooie is dat Robbert geen moment heeft getwijfeld aan wat ik toen wilde en voelde. In het ziekenhuis begon ik al tijdens het gesprek over het behandelplan ons koffertje in te pakken: mijn spullen erin, Lotjes piepkleine luiertjes. "Wat ga je doen?" vroeg de arts. "We hebben zo nog een bespreking." Nee, antwoordde ik, wij gaan naar huis. Ik weet niet waar ik de stelligheid toen vandaan haalde, doorgaans ben ik dat niet zo. Maar toen had ik heel sterk het gevoel: dat kind moet hier weg. 'Dat kan niet!" riep de arts. "Ze zegt dat ze naar huis gaat," zei Robbert. "Dus gaan we naar huis."'

En toen?

'Zat ik thuis met een kindje waarvan ons was verteld dat het dood zou gaan. Daar stelde ik me op in. Ik stopte met mijn werk als coach om me totaal op haar te kunnen concentreren. Mijn wereld hield ik zo klein mogelijk. Er was veel ruimte voor Robbert en de jongens, maar niet voor veel andere mensen, omdat ik na bezoek meestal totaal uit mijn doen was. Ik moet ontspannen zijn, dacht ik, want dan is zij dat ook. Ik was haar spreekbuis en dat was lastig, want ze was een klein en ziek kindje. Ik kon het alleen als ik me heel goed op haar concentreerde.

Wat ik me heel goed herinner… Na een paar maanden kwam er iemand op bezoek van De Regenboog, een stichting die hulp wil bieden aan kwetsbare mensen. "Je moet niet stilstaan bij het feit dat je kind doodgaat," zei die man, "maar dat het nu leeft." Dat was zo'n eyeopener! Stom hè? Het was alsof bij mij ineens het licht binnenkwam. Vanaf dat moment ging ik iedere week vieren dat ze een week ouder was geworden. Er kwam ruimte voor hoop.

Na een tijdje merkten we dat ze tieriger en vrolijker werd. Ze lachte steeds vaker, ze ging kruipen, lopen. Ze haalde haar achterstand heel snel in. Dat was zo fijn! De vreemde blauwe vlekken die ze had - tumoren waren dat - verdwenen geleidelijk, totdat ze allemaal weg waren. Ze bleek na een jaar in spontane remissie te zijn gekomen. Sindsdien is ze een gewoon gezond kind. Het ontroerende vind ik dat "niet behandelen" inmiddels het wereldwijde protocol is geworden voor baby's die met deze aandoening worden geboren. Het gebeurt blijkbaar vaker dat het zomaar overgaat. Maar dat wisten wij toen dus niet.'

Het lijkt wel een sprookje! Maar wat betekende dit voor je schrijverschap?

'Tijdens Charlottes ziekte leefde ik samen met haar in een soort cocon. Met haar genezing werd die cocon opengebroken en was alles anders. Ik had iets heel heftigs meegemaakt, maar het leven ging weer door. Het was alsof ik mezelf opnieuw moest uitvinden. Ik ben toen woorden gaan opschrijven, die woorden werden gedichten; vervolgens schreef ik over wat ik had meegemaakt, ging ik dingen verzinnen. De behoefte om te schrijven werd groter dan ikzelf. Ik móest woorden vinden, anders zou ik verdrinken.

Aanvankelijk wilde ik wat ik schreef voor mezelf houden, maar het vond toch zijn weg naar buiten. Ik vond het eng, en heb de publicatie van Lange dagen, mijn debuut, zelfs een keer uitgesteld. Ik was te kwetsbaar. Maar het boek kwam toch uit en werd gelukkig heel goed ontvangen.

Zo ben ik schrijver geworden.'

Uit je ellende wist je toen dus een nieuwe identiteit op te bouwen. En die was je jaren later in Amerika ineens een beetje kwijt.

'Zo was het, ja! In Amerika begon ik weer naar woorden te zoeken. Ik moest het schrijven herontdekken in een ander land, onder andere voorwaarden. Na verloop van tijd kreeg ik de kans om stukken te schrijven voor Amerikaanse kranten. Dat was leuk, want er kwamen reacties op. Het was heerlijk om weer feedback te krijgen, ik had niet gedacht dat ik dat zo zou missen.'

Schrijf je nu in het Engels?

'Soms, en dan heb ik een redacteur die me daarbij helpt. Qua taal moet ik vrijwel opnieuw beginnen. Mijn droom is toch om weer een mooi boek te schrijven in het Nederlands. Ik heb het wel geprobeerd hoor, in het Engels, maar dan loop ik tegen een gemis aan subtiliteit aan. En ik vind Nederlands ook een mooie taal. In Amerika heb ik ontdekt hoe gehecht ik aan het Nederlands ben. Het is mijn taal. Het is zo mooi dat je een vehikel hebt waarmee je jezelf kenbaar kunt maken. Waarin je al zoekend naar het juiste woord kunt overbrengen wie je bent, wat je voelt, waarnaar je verlangt, wat je mist.'

Heb je al een idee voor dat nieuwe Nederlandse boek?

'Ik denk dat ik er nu wel aan toe ben om over de tijd rond Charlottes ziekte te schrijven. Dat heb ik eerder geprobeerd, maar toen was het nog te vroeg. Het lukte niet. Ik werd er somber van. Achteraf gezien is het een mooi, haast romantisch verhaal: kindje dodelijk ziek en vervolgens een wonderbaarlijke genezing. Maar het was een heel zware tijd. Voordat die man van De Regenboog langskwam, zat ik eigenlijk te wachten tot ze dood zou gaan. Dat was gruwelijk, want ik was me enorm aan haar aan het hechten: ik gaf haar de borst, had haar altijd bij me. De wond die deze periode bij mij heeft achtergelaten, is nog steeds niet helemaal geheeld.

Ik probeer mezelf niet te veel onder druk te zetten: een boek moet rustig kunnen rijpen. Ik ben nu vooral bezig met de columns. Een wekelijkse column is best veel werk, hoor! Maar het is ook erg leuk om te doen. Het is mijn contact met mijn lezers.'

Je leert wie je bent door jezelf in een andere contekst te plaatsen, zeg je. Wat heb je in Amerika nog meer over jezelf geleerd?

'Misschien hoe belangrijk herinneringen zijn en hoezeer die aan plaats zijn verbonden? Als ik in Amsterdam rondloop, weet ik meteen: oh ja, hier liep ik altijd met mijn kindjes en dan struikelde er een. Herinneringen komen hier gemakkelijker naar boven dan in Amerika. Ik verzamel daar nu natuurlijk nieuwe herinneringen, maar toch: continuïteit is belangrijk. Ik wil in de toekomst vaker naar Nederland komen om die stroom open te houden. Je kunt niet alleen in je hoofd leven, een mens heeft een vast anker nodig. En voor mij is dat Nederland.'

Een paar uur later zie ik haar weer, inmiddels gehuld in een spectaculaire nauwaansluitende rode jurk, op haar boekpresentatie. Het is druk. Het eerste exemplaar van haar Flessenpost overhandigt ze aan iemand die volgens haar veel van haar Amerikaanse ervaringen zal begrijpen: Renée Jones-Bos, oud-ambasadeur in Amerika en nu de hoogste ambtenaar op het ministerie van Buitenlandse Zaken. Ja, zij herkent inderdaad veel in Pia's columns, zegt ze. 'In het buitenland kijk je met andere ogen naar je eigen land en met verbaasde ogen naar het nieuwe.' Vervolgens vraagt ze zich hardop af waarom er geen foto van het moment van overhandiging wordt gemaakt: 'In Amerika moet je altijd op de foto!' Barbara van Beukering, hoofdredacteur van Het Parool, schiet onder veel gelach toe met haar iPhone. Pia straalt, haar man, haar kinderen, haar vrienden en haar lezers dicht bij zich.

Pia de Jong (1961) is schrijfster. Ze debuteerde in 2008 met de roman Lange dagen, waarvoor ze de Gouden Uil Prijs van de Lezer kreeg. In 2010 verscheen Dieptevrees, haar tweede roman. In 2012 emigreerde ze samen met haar man, wetenschapper Robbert Dijkgraaf en hun drie pubers naar de Verenigde Staten. De columns die ze voor NRC Handelsblad schreef over Amerika-gezien-door-Nederlandse- ogen zijn onlangs gebundeld onder de titel Flessenpost.

Het werk van Pia de Jong verschijnt bij uitgeverij Prometheus.

www.piadejong.nl