De Nederlandse adel, waartoe ook ons koningshuis behoort, houdt nog steeds een beetje vast aan een eigen spreektaal. En hoewel die spreektaal langzaamaan een beetje lijkt te verdwijnen, zijn er nog altijd allerlei woorden en gezegden, die iemands bourgeois-achtergrond stiekem een klein beetje verraden. Daaronder vallen onder andere veel uit het Frans afgeleide woorden. We zetten de weurden die niet heuren, en die je dus nooit uit de keel van onze Koning zal horen, in een overzichtelijk lijstje. Met daarbij steeds het 'keurige' alternatief.
Woorden adel
1. Fout: Aangenaam (bij het voorstellen) - Goed: Je zegt gedag, geeft een hand en zegt je naam
2. Fout: Beleg - Goed: Iets voor op de boterham
3. Fout: Bestek - Goed: Messen, vorken en lepels
4. Fout: Brood - Goed: Boterhammen
5. Fout: Boeket - Goed: Bos
6. Fout: Bruiloft - Goed: Huwelijk
7. Fout: Burgerlijk - Goed: Tenzij je het over burgerlijke stand hebt iets
8. Fout: Chic - Goed: Netjes
9. Fout: Dineren - Goed: Eten
10. Fout: Eet smakelijk - Goed: Niets
11. Fout: Elkaar - Goed: Mekaar
12. Fout: Eng - Goed: Griezelig
13. Fout: Fruit - Goed: Vruchten
14. Fout: Gebakje - Goed: Taartje
15. Fout: Gehad - Goed: Gekregen
16. Fout: Gelijk - Goed: Dadelijk, meteen
17. Fout: Gezin - Goed: Familie
18. Fout: Heet - Goed: Warm
19. Fout: Huiskamer/woonkamer - Goed: Zitkamer
20. Fout: Lusten - Goed: Houden van
21. Fout: Japon - Goed: Jurk
22. Fout: Jeuk - Goed: Kriebel
23. Fout: Kapsel - Goed: Haar
24. Fout: Knul - Jongen. Goed: Knullig mag dan weer wel
25. Fout: Koelkast - Goed: IJskast
26. Fout: Kostuum - Goed: Pak
27. Fout: Kwaad - Goed: Boos
28. Fout: Leuk - Goed: Aardig
29. Fout: Lollig/grappig - Goed: Geestig
30. Fout: Nerveus - Goed: Zenuwachtig
31. Fout: Oma/opa - Goed: Grootmoeder/grootvader
32. Fout: Pantalon - Goed: Broek
33. Fout: Panty - Goed: Kous
34. Fout: Pilsje - Goed: Biertje
35. Fout: Rennen - Goed: Hollen
36. Fout: Salade - Goed: Sla
37. Fout: Serveren - Goed: Opdienen
38. Fout: Sieraden - Goed: Bijoux
39. Fout: Slipje - Goed: Onderbroek
40. Fout: Smullen - Goed: Niets. En zeker niet smikkelen
41. Fout: Snel - Goed: Vlug
42. Fout: Studeren (anders dan aan een Universiteit) - Goed: Naar school gaan
43. Fout: Stropdas - Goed: Das
44. Fout: Toilet, w.c. - Goed: Plee, hum
45. Fout: Transpireren - Goed: Zweten
46. Fout: Trek - Goed: Honger
47. Fout: Wagen - Goed: Auto
48. Fout: Wand - Goed: Muur
49. Fout: Wezen (als werkwoord) - Goed: Niets
50. Fout: Wintersport - Goed: Skiën
51. Fout: Woning - Goed: Huis
52. Fout: Zeer - Goed: Pijn